2 Chronicles 22

Inleiding

De gevolgen van het huwelijk van Jehoram met Athalia zien we in de geschiedenis van het volk, die we in deze hoofdstukken voor ons hebben. Het zijn gevolgen die niet ongedaan gemaakt kunnen worden. In het geslachtsregister van de Heer Jezus in Mattheüs 1 ontbreken drie namen: Ahazia, Joas en Amazia (Mt 1:8). Het zijn de drie generaties die uit Athalia geboren zijn.

Ahazia koning van Juda

Als Jehoram is gestorven, maken de inwoners van Jeruzalem de jongste zoon van Jehoram, Ahazia, koning in zijn plaats (2Kr 22:1). Hij is de enige kandidaat. Zijn oudere broers zijn allemaal gedood door de bende die met de Arabieren was meegekomen (2Kr 21:16-17).

Er is drie keer sprake van een slachting onder de leden van de koninklijke familie, het koningshuis van David. Eerst heeft Jehoram al zijn broers omgebracht, nadat hij zelf als oudste zoon de regering in handen had genomen (2Kr 21:4). Vervolgens worden al de zonen van Jehoram door Filistijnen en Arabieren omgebracht (2Kr 21:16-17). Alleen Ahazia – in het vorige hoofdstuk wordt hij Joahaz genoemd – als de jongste zoon blijft over, wat hier wordt herhaald. De derde slachting zien we verderop in dit hoofdstuk. Daar worden de broers van Joas vermoord, een moordpartij waaraan alleen Joas ontkomt (2Kr 22:10-11). Er vindt zodoende drie keer een slachting plaats met telkens één uitzondering. Dit is vanwege de lamp die God beloofd heeft altijd brandend te zullen houden in het huis van David.

De leeftijd van Ahazia die hier wordt vermeld (2Kr 22:2), is een overschrijffout. Zijn vader Jehoram is veertig als hij sterft (2Kr 21:20). Dan kan Ahazia moeilijk tweeënveertig zijn. In dezelfde geschiedenis in 2 Koningen staat dat hij tweeëntwintig is als hij koning wordt (2Kn 8:26). Hij regeert slechts één jaar. Tijdens dat ene jaar is zijn goddeloze moeder, van wie de naam hier wordt genoemd, Athalia, zijn raadgeefster (2Kr 22:3). Dan kan er ook niets goeds komen.

Athalia is de dochter van Achab (2Kr 21:6). Dat ze hier “de dochter van Omri” wordt genoemd, tekent te meer de boosaardigheid van haar optreden, waarin geen enkel respect is voor de HEERE. Omri is de vader van Achab en de grondlegger van een goddeloze regering die zich via zijn zoon verder in goddeloosheid heeft ontwikkeld. Hij is de bedenker van een godsdienst zonder God die door Achab in praktijk is gebracht, zoals door de profeet Micha aan het volk wordt voorgehouden (Mi 6:16a). Athalia is een vurig aanhangster van de inzettingen van Omri en zeer ijverig in het uitvoeren van die inzettingen.

Ahazia is door zijn opvoeding doordrenkt van de goddeloze sfeer van het huis van Achab. Alle elementen om hem voort te laten gaan op zijn slechte weg heeft hij tijdens zijn opvoeding meegekregen. Zijn geest is erdoor misvormd. Als hij aan de macht is, houdt zijn moeder niet op hem instructies te geven. Integendeel, ze ruikt de macht. Niet alleen zijn moeder, maar ook de leden van Achabs huis geven hem slechte raad (2Kr 22:4). Alles wat zij hem influisteren, is tot zijn verderf. Zo is Ahazia omgeven door slechte mensen die hem laten voorthollen op de weg van en naar het verderf.

Op hun raad verbindt Ahazia zich met zijn oom Joram in diens strijd tegen de Syriërs (2Kr 22:5). Het opvolgen van deze raad voert tot zijn ondergang of verderf (2Kr 22:4). Joram raakt in de strijd tegen de Syriërs, waarin hij verslagen wordt, gewond (2Kr 22:6). Joram gaat dan naar Jizreël om te genezen. Als Ahazia daarvan hoort, zoekt hij hem op. Als Joram is hersteld, verbindt Ahazia zich opnieuw met Joram, nu om samen met hem Jehu tegemoet te gaan (2Kr 22:7).

Jehu is de man die door de HEERE gezalfd is om het huis van Achab uit te roeien. De geschiedenis van Jehu wordt beschreven in 2 Koningen 9-10. Ahazia zal door zijn banden met het huis van Achab in de ondergang worden meegesleurd. Hij heeft zich verbonden aan een goddeloos man en zal delen in het oordeel over die goddeloze. Dat is een waarschuwing voor ons, dat we ons niet inlaten met godsdienstige verdorvenheid. Als we dat wel doen, zullen we delen in de plagen die daarover voorzegd zijn (Op 18:4).

Dat Ahazia met Joram meegaat, is “door [de beschikking] van God”. We zien hier dat God boven de gebeurtenissen staat. Hij gebruikt het eigenzinnige handelen van de mens om Zijn voornemens uit te voeren. Zo brengt Hij het voorwerp van Zijn toorn en het middel van de uitoefening van Zijn toorn bij elkaar. Eerst houdt Jehu strafgericht over het huis van Achab (2Kr 22:8). Daarna gaat hij op zoek naar Ahazia, die zich verborgen houdt in Samaria (2Kr 22:9). Vanwege de goede herinnering aan Josafat krijgt zijn (klein)zoon Ahazia een plaats in het graf.

De slotregel vermeldt dat er na de dood van Ahazia geen directe opvolging mogelijk is, want er is niemand in zijn huis die krachtig genoeg is om te regeren. Deze mededeling is de inleiding op het volgende gedeelte, waarin ons wordt verteld dat er nog wel een opvolger is, maar een die nog niet in staat is om te regeren (2Kr 22:10-12).

Het einde van Ahazia zoals dat wordt beschreven (2Kr 22:9), lijkt niet op de wijze waarop Ahazia volgens de geschiedschrijving in 2 Koningen aan zijn einde komt (2Kn 9:27). Het zijn twee verschillende verhalen. De sleutel is dat de kroniekschrijver, schrijvend na de ballingschap, niet schrijft over de stad Samaria, maar over het hele landschap van Samaria. We moeten eerst het verhaal van 2 Koningen lezen en vervolgens het verhaal in 2 Kronieken.

Slachting door Athalia – Joas gered

Als Ahazia dood is, vermoordt Athalia “heel het koninklijk nageslacht van het huis van Juda” (2Kr 22:10). De moordzucht van Athalia moet zich vooral hebben gericht op de zonen van haar zoon Ahazia. Er is immers verder niet veel meer uit te roeien, gezien de vorige twee slachtingen. Dat zij erop uit is om zelfs haar eigen kleinkinderen te vermoorden, bewijst eens te meer dat zij een dochter van Achab en Izebel is. Zij wil zelf de macht hebben en zich sterk maken tegen Jehu om zich op hem te wreken. Dit alles is het gevolg van de huwelijksverbinding die Josafat heeft geregeld tussen zijn zoon en de dochter van Achab (2Kr 18:1).

Dan gebeurt het wonder van Gods genade. Hij laat Joas, die een baby is, redden door zijn tante Josabat (2Kr 22:11). Josabat is een dochter van Jehoram, maar van een andere moeder. Ze is een bijzondere vrouw. Twee keer wordt ze als dochter van de koning aangeduid, terwijl ze ook nog “de vrouw van de priester Jojada” is. We kunnen wel zeggen dat zij een ‘koninklijk-priesterlijke’ vrouw is. Het verleent haar een grote waardigheid waardoor zij ver verheven is boven de aanmatigster Athalia. Josabat is uit op redding, Athalia is uit op verderf. Josabat dient Gods volk, Athalia dient zichzelf.

Er is nog een andere Godvrezende vrouw die het samen met Josabat opneemt tegen de goddeloze vrouw Athalia. Dat is de voedster van Joas. Joas is nog zo klein, dat de voedster mee moet om hem in het geheim te voeden en te verzorgen. Wat krijgt deze voor ons onbekende vrouw, van wie we niet eens de naam weten, een belangrijke taak!

Zo wordt Joas zes jaar in de tempel opgevoed (2Kr 22:12). Net als Samuel is hij vanaf zijn prilste bestaan op een plaats waar meer dan ergens anders God tegenwoordig is en wordt hij gevormd door de sfeer die daar heerst. Anders dan bij Samuel verblijft Joas zes jaar lang in het diepste geheim in de tempel. Niemand weet dat er nog een nakomeling van het huis van David in leven is. De gedachte dat er niemand meer overgebleven is van het huis van David, moet voor de getrouwen een grote beproeving zijn, zes jaar lang.

Joas is, doordat hij verborgen is gehouden, als het ware door de dood heen gegaan. De tijd van de verschijning komt en dan gaat hij regeren, samen met Jojada, de priester. Hierin zien we een verwijzing naar het vrederijk. Na verborgen te zijn geweest bij God verschijnt de Heer Jezus om Zijn vrederijk te vestigen (Ko 3:3-4). Ook Mozes wordt een tijd verborgen (Ex 2:2).

Terwijl Joas verborgen is, regeert Athalia, de dochter van Izebel, over het huis van David. Ze is in naam verbonden met Gods volk, maar ze is in wezen een grote vijand van God. We zien dat terug in het grote Babylon van wie zij een beeld is. Van Babylon lezen we dat zij als koningin zit en heerst over Gods volk (Openbaring 17-18). Babylon duldt geen tegenstand en leeft niet in het gemis van de geliefde (Op 18:7). Maar dat zal niet altijd zo blijven.

Copyright information for DutKingComments